Pagina's

vrijdag, maart 30, 2018

Boek
'Live: Jazzconcerten op Papier'

Auteurs: Pieter Fannes & Yann Bagot / Uitgeverij: Bries, 2018

Jazz tekenen, kan dat? Is dat moeilijker dan op architectuur dansen, om een bekende mismatch in herinnering te roepen? Illustratoren Pieter Fannes en Yann Bagot hebben het bewijs geleverd. Het is pure jazz en impro die uit de 216 pagina's van 'Live: Jazzconcerten op Papier' spatten. Dat de muziek fotogeniek is wisten de eerste anonieme fotografen reeds die de verrichtingen van de Original Dixieland Jazz Band op het podium of in de studio vastlegden. Niet voor niets wrongen die vroege bandjes zich vaak in allerlei malle poses wanneer ze een camera op zich gericht wisten. Maar jazz tekenen – in live situaties? Dat vereist per definitie dat de betreffende tekenaar snel en trefzeker kan werken. In feite moet die binnen een minuut of vijf de handel in grote lijnen op papier of het canvas hebben staan. Daarna volgt er immers weer een ander nummer, met andere instrumenten soms en een andere sfeer. Thuis kan het idee verder worden uitgewerkt.

"Je probeert helemaal in het universum van de muzikanten te duiken, hen te volgen in hun uitspattingen en verkenningen, zonder oordeel," stelt Bagot in een tweegesprek met collega Fannes. "Dat is een artistieke versmelting die erg krachtig kan zijn. Aan de andere kant blijf je toch erg bezig met praktische zaken: waar is mijn pen, ligt mijn blad nog recht, hopelijk stoot ik mijn inktpotje niet om..." Waarop Fannes zich een optreden van STUFF. op Jazz Middelheim herinnert, waarbij hij op de terugweg voor een automonteur werd gehouden.

Beiden delen ze een voorkeur voor werken met Oost-Indische inkt. Dat levert mooie contrasten op en de mogelijkheid met zwarte vlakken de compositie vorm te geven. Overigens zie je in 'Live' alle instrumenten en technieken de revue passeren: houtskool, gouache, viltstift, penseel, portret, cartoon, impressionisme, expressionisme.

Maar goed, nu word ik geacht, op papier/scherm met woorden aannemelijk te maken dat de heren het kunstje geflikt hebben, dat het gelukt is jazz in lijnen en vlakken en vlekken hoorbaar te maken. Om te beginnen heeft jazz als het goed is iets ambigu's, iets ongrijpbaars. Voor de luisteraar is er altijd wel een moment dat hij of zij zelf iets kan in- of aanvullen: hé, maar zó had het ook kunnen gaan. Die blinde vlekjes, die terrae incoginitae in het geluidsbeeld, horen we in de contouren die slechts gesuggereerd worden, de ledematen die het loodje hebben gelegd, het instrument dat plaats heeft moeten maken voor een wolkje noten. Ja, die noten. Longitudinale trillingen, hoe maak je díe zichtbaar? Dat is natuurlijk een erg verleidelijke wereld, het onzichtbare terrein van de geluidsvelden. Bagot komt een heel eind in zijn portretten van pianiste Rita Marcotulli en accordeonist Luciano Biondini. De muzikanten hebben zich hier opgelost in bibberige geluidsgolven, in ovale witte abstracte soundscapes op een zwart fond.

Vergezocht? Misschien – maar in ieder geval gezocht. Vaker komen de soli tot ons in de vorm van gedeformeerde figuren of instrumenten. Met name de vleugels kunnen licht uitgroeien tot angstaanjagende monsters die nodig getemd moeten worden. En in de snelheid, daar hoor je het ook. Soms frappeert een vlot doch naturalistisch getekend en goed gelijkend gezicht in een geabstraheerd kader van schetsmatige instrumenten en even aangestipte spotlights.

En nu hebben we het niet eens gehad over de verschillen en overeenkomsten tussen de beide illustratoren. Nou, jammer dan.